Zelf huilt hij nooit. Hij speelt alleen maar en de akkoorden vullen de kamer als vlinders. Metalen vlinders. Hij weet niet waar ze vandaan komen, uit de gitaar of uit de zwarte hemel in zijn binnenste, maar hij laat ze ontsnappen, laat ze uit het raam verdwijnen of door het sleutelgat bij Andreas naar binnen fladderen.
‘Tussen winter en hemel’ begint met een afschuwelijk, voldongen feit. Andreas, de twee jaar jongere broer van de zeventienjarige Martin, is ongeneeslijk ziek. Hij heeft nog maar vier maanden te leven, tot het ijs smelt en de lente begint – vandaar de titel. Die verwijst naar de tussenfase waarin Andreas zich bevindt, zwevend tussen leven en dood. Precies over die fase gaat dit boek. Je bent als lezer dus gewaarschuwd: dit wordt geen luchtig verhaal. Luchtig is het inderdaad niet, maar indrukwekkend des te meer.

Eigenlijk gaat ‘Tussen winter en hemel’ niet over doodgaan, maar over (opnieuw) contact durven maken. Het verdriet om Andreas’ naderende dood staat als een muur tussen iedereen in. Martin heeft zich met hart en ziel op zijn gitaarmuziek gestort. Van het nachtelijke gehuil van zijn ouders moet hij niets hebben ‘omdat hun pijn grijs is in plaats van zwart, bot in plaats van vlijmscherp’. Hij begrijpt ook niet dat Andreas zijn einde zo lijdzaam afwacht. Waarom komt zijn broertje niet in actie, leeft hij niet met volle teugen? In plaats daarvan slijt hij zijn dagen voor de televisie en maakt hij huiswerk alsof er niets aan de hand is. Andreas – op zijn beurt – zou maar wat graag iemand zijn die opvalt, iemand zoals zijn grote broer, maar hij schaamt zich voor zijn door medicijnen opgezwollen lichaam: ‘Waarom werd Martin op de juiste manier anders, terwijl hij totaal verkeerd anders werd?

De situatie kantelt als Martin op een dag Andreas’ dokter tegen het lijf loopt: een jonge vrouw bij wie hij zich op zijn gemak voelt. Andreas zelf beseft dat de tijd door zijn vingers glipt en besluit dat hij nog drie dingen wil doen, voordat het te laat is.

Het is moeilijk te geloven dat dit pas het eerste boek is van de Zweedse Elin Bengtsson. Haar personages, met name de twee broers, lijken levensecht. Maar Bengtsson blinkt nog het meest uit in het oproepen van verstilde beelden, alsof je naar een film kijkt. Met maar weinig woorden geeft ze je het gevoel dat je zelf ook in een soort aardse hemel bent beland, bijvoorbeeld: ‘Zijn haar is de stralenkrans van een sneeuwengel, wit gezicht en zwart haar tegen twinkelende sneeuw.’ Het is een stijl waar je misschien even aan moet wennen, maar die ‘Tussen winter en hemel’ een bijna betoverende leeservaring maakt. Een gitzwart maar gedurfd boek!

Over de auteur

Elin Bengtsson komt uit Uddevalla, een vissersstadje in Zweden. Ze heeft politocologie gestudeerd en ging ook naar een beroemde schrijfschool om de fijne kneepjes van het schrijversvak te leren. Ze werkt als wetenschappelijk onderzoekster en in de zomer begeleidt ze schrijfkampen voor kinderen. Schrijven is namelijk razend populair in Zweden! ‘Tussen winter en hemel’ is haar eerste boek.


Details

‘Tussen winter en hemel’
Elin Bengtsson
Clavis Uitgeverij, 2014
978 90 448 2141 3

Deze recensie werd eerder gepubliceerd op Leesfeest.nl.